Zoals bekend, komt van rechtswege een einde aan de partneralimentatie als de alimentatiegerechtigde in het huwelijk treedt of gaat samenleven met een ander “als waren zij gehuwd“. Dit is geregeld in art. 1:160 BW.
Maar welke criteria gelden hiervoor nu precies ?
De wet stelt dat is vereist dat tussen de samenwonenden een affectieve relatie van duurzame aard bestaat, die meebrengt dat zij elkaar wederzijds verzorgen, met elkaar samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Uitgangspunt is dat deze eisen restrictief, dus terughoudend, moeten worden toegepast. In dat kader heeft de Rijdende Advocaat enige tijd geleden een procedure gevoerd bij de Hoge Raad en werd beslist dat indien sprake is van samen wonen met een gehuwde man/vrouw, de alimentatieplicht juist NIET eindigt !
Een opmerkelijke uitspraak, te meer nu het draagvlak voor partneralimentatie in de afgelopen jaren snel aan het afbrokkelen is en de huidige maatschappelijke opvattingen hierover danig wijzigen.
Terug naar de criteria die gelden voor een succesvol beroep op art. 1: 160 BW.
Het wel of niet bestaan van een “affectieve relatie” en /of deze van duurzame aard is, is van feitelijke aard. De rechter zal dit aan de hand van de feiten en omstandigheden beoordelen.
Verder dient beoordeeld te worden of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding en wederzijdse verzorging. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is van wederzijdse verzorging slechts sprake indien de samenwonenden in feite, hetzij bijdragen in de kosten van de gezamenlijke huishouding, dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Bijvoorbeeld over en weer in elkaars auto rijden, samen boodschappen doen, samen eten etc.
In een recente uitspraak van Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden is echter bepaald dat het in het algemeen zeer wel mogelijk is dat personen die een duurzame affectieve relatie met elkaar onderhouden en die samenleven als waren zij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW, kiezen voor een invulling van hun dagelijkse leven waarbij zij niet iedere dag en nacht met elkaar doorbrengen en waarbij zij niet alle financiële middelen en/of bankrekeningen met elkaar delen. Art. 1:160 BW zou aldus ook kunnen worden toegepast in een LAT-relatie ! Het laatste woord is hierover nog niet gezegd…
Let dus op: nieuwe relaties (na echtscheiding) kunnen leuk zijn, maar pas op voor het definitief vervallen van de alimentatie !
Voor meer informatie raadpleeg De Rijdende Advocaat
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2016:3188