Bij de vaststelling van de alimentatie voor jongmeerderjarigen (art. 1:392 jo. 1:395a BW) speelt behoeftigheid van de jongmeerderjarige geen rol. Het hof mocht derhalve geen gewicht toekennen aan de stelling dat de jongmeerderjarige vanaf 1 januari 2015 geheel in zijn eigen levenshoud kon voorzien, aldus de Hoge Raad in een uitspraak van 30 september 2016.
Eerst even een toelichting ten aanzien van de relevante begrippen in het kader van de alimentatie:
Behoeftigheid, behoefte en draagkracht
De termen behoefte, behoeftigheid en draagkracht zijn belangrijk bij het vaststellen van de partneralimentatie. De behoefte houdt samengevat in dat iemand dezelfde levenswijze moet kunnen voortzetten, en daardoor behoefte heeft aan een bedrag partneralimentatie. De behoefte van de onderhoudsgerechtigde wordt mede bepaald aan de hand van het gezinsinkomen tijdens het huwelijk, de uitgaven tijdens het huwelijk en de mate van welstand waarin partijen tijdens het huwelijk hebben geleefd. In de alimentatierichtlijnen worden specifieke regels gegeven voor het berekenen van de behoefte. Ten aanzien van minderjarige kinderen gelden specifieke tabellen en ten aanzien van jong-meerderjarige kinderen wordt veelal aan gesloten bij de WSF-normen.
De behoeftigheid wordt bepaald aan de hand van de vraag of en in hoeverre de onderhoudsgerechtigde in het eigen levensonderhoud kan voorzien. Het gaat hierbij om het inkomen dat de onderhoudsgerechtigde verwerft of in redelijkheid zou kunnen verwerven. Hierover wordt veel geprocedeerd. De onderhoudsplichtige kan van mening zijn dat de onderhoudsgerechtigde zich onvoldoende inspant om zelf een inkomen te verwerven. In de rechtspraak wordt bij de beoordeling hiervan gekeken naar onder meer het opleidingsniveau, werkervaring en positie op de arbeidsmarkt van de onderhoudsgerechtigde.
Als de behoefte en behoeftigheid is vastgesteld dient bepaald te worden of de onderhoudsplichtige voldoende draagkracht heeft om geheel of gedeeltelijk bij te dragen in het levensonderhoud van de ex-echtgenoot. De draagkracht wordt berekend aan de hand van onder meer het inkomen, kosten en uitgaven van de onderhoudsplichtige. Ook dient rekening te worden gehouden met onderhoudsverplichtingen van minderjarigen (bijvoorbeeld kinderalimentatie). Het berekenen van de draagkracht is maatwerk. In de alimentatierichtlijnen en jurisprudentie worden hiervoor normen en richtlijnen gegeven. Voor ondernemers gelden specifieke rekenmethodes, waarbij ook rekening gehouden kan worden met de continuïteit van onderneming.
De Rijdende Advocaat beschikt over specifieke rekenprogramma’s om de behoefte, behoeftigheid en draagkracht te kunnen berekenen.
Terug naar de zaak van de Hoge Raad.
In deze alimentatiezaak ging het om enerzijds om de partneralimentatie ten behoeve van de man en om de alimentatie ten behoeve van de jongmeerderjarige zoon van de man en de vrouw. Ten aanzien van beide onderdelen van de beschikking volgt vernietiging. De beslissing over de partneralimentatie bevat een onbegrijpelijk oordeel (zie rov. 3.4.1-3.4.3) dat in deze bijdrage verder onbesproken blijft. Ik richt mij op het oordeel over de alimentatie voor de jongmeerderjarige.
Ingevolge art. 1:392 BW zijn de ouders, de kinderen en behuwdkinderen, schoonouders en stiefouders jegens elkaar tot het verstrekken van levensonderhoud verplicht. Het tweede lid bepaalt dat deze verplichting slechts geldt voor zover sprake is van behoeftigheid, maar ook dat deze eis van behoeftigheid niet geldt voor minderjarige (stief)kinderen en kinderen bedoeld in art. 1:395a BW. Laatstgenoemde artikel verplicht ouders te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van een en twintig jaren niet hebben bereikt; de zogenaamde jongmeerderjarigen.
De moeder, tot betaling van alimentatie voor haar jongmeerderjarige zoon aangesproken, verweerde zich met de stelling dat de zoon met ingang van 1 januari 2015 in staat was in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof volgde de moeder in dat verweer, maar had dat dus – zo oordeelt de Hoge Raad – niet mogen doen:
“3.3.3 Het hof heeft in rov. 3.11, zoals mede blijkt uit het kopje boven rov. 3.10, geoordeeld over de behoeftigheid van de jongmeerderjarige. Op grond van art. 1:392 lid 2 BW in verbinding met art. 1:395a BW speelt de behoeftigheid van de jongmeerderjarige geen rol bij het vaststellen van de onderhoudsplicht van de ouders. Ouders zijn immers onderhoudsplichtig jegens hun kinderen die jonger zijn dan 21 jaar, ook als die kinderen niet behoeftig zijn doordat zij in hun eigen levensonderhoud zouden kunnen voorzien, bijvoorbeeld door te werken. De klacht is dus gegrond.”
Uit voorgaande uitspraak wordt nogmaals duidelijk dat ouders jegens hun jong-meerderjarige kinderen tot 21 jaar gehouden zijn om een onderhoudsbijdrage te voldoen aan hun kinderen ook al zijn zij niet behoeftig !
De Rijdende Advocaat is u graag van dienst !