Ondanks dat de wettelijke bepaling van dwingend recht is, gaat dit in de praktijk geregeld mis. Op 14 oktober 2024 heeft de Kantonrechter te Rotterdam nog mogen oordelen of de aanzegging in de arbeidsovereenkomst geldig is gedaan. De feiten in deze zaak waren als volgt.

Feiten en vordering werknemer

De werknemer in deze casus heeft gewerkt op basis van drie aaneengesloten arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. In die arbeidsovereenkomsten stond steeds de volgende bepaling: “De werkgever informeert de werknemer, dat de arbeidsovereenkomst, na het verstrijken van de overeengekomen duur niet zal worden voortgezet (art. 7:668 BW)”.
De werkgever is van mening dat zij met deze bepaling heeft voldaan aan de aanzegverplichting en deze dus geldig is. De werknemer stelt dat er geen sprake is van een geldige aanzegging en vraagt om toekenning van de aanzegvergoeding.

Oordeel van de Kantonrechter

De kantonrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat niet is voldaan aan de wettelijke aanzegplicht. Uit de wet volgt dat een aanzegging schriftelijk moet gebeuren. Het gaat om een regel van dwingend recht. De parlementaire geschiedenis bepaalt dat een werkgever meteen bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst kan aangeven dat er geen sprake is van een opvolgend contract. Echter in deze zaak, waarin deze aanzegging tot driemaal toe in de opvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft gestaan, maar er tweemaal in strijd met de aanzegging wél is verlengd, is de aanzegging in de arbeidsovereenkomst niet meer voldoende.

Wordt u als werkgever of werknemer geconfronteerd met een situatie als vorenstaande of wilt u meer informatie om een aanzegvergoeding te voorkomen of wellicht te vorderen? Neem dan vrijblijvend contact op met ons kantoor via 045-7600700 of info@quattroadvocaten.nl